Fotograaf Yorit Kluitman fietste heel Nederland door en legde in 10.008 foto’s het landschap vast volgens strenge, zelfgekozen spelregels. Het resultaat is een verbluffende catalogus van plat en strak in alle varianten die dit land te bieden heeft. Het boek ‘Bicycle Landscape; Why the Netherlands Looks Like This’ werd op maandag 25 september gerepresenteerd. De landschapstriënnalechroniqueur, die zelf een roze Kronan stadsbarrel als dienstfiets berijdt, was erbij.
In mijn cd-kast staan drie delen ‘Luisteren in het duin’, met vogelgeluiden uit de Amsterdamse Waterleidingduinen. Ik heb het altijd een bewonderenswaardige prestatie gevonden dat de samenstellers het fraaie vogelgezang hadden geregistreerd zonder menselijke bijgeluiden, want elke keer dat ik in het gebied was, kwam er wel een vliegtuig van of naar Schiphol over, of hoorde ik autogeluiden in de verte. Ik neem aan dat opnamen met bijgeluiden met opzet zijn weggelaten; het resultaat is dat je het kenmerkende gezang van iedere vogel inderdaad uitstekend hoort, terwijl de drie cd’s toch een wat vertekend beeld geven van hun habitat.
Dick Bruna
Aan die cd’s doet het boek ‘Bicycle Landscape’ van Yorit Kluitman mij denken. Hij besloot op een dag een rondje te fietsen om tot rust te komen, en deze rondjes groeiden gaandeweg uit tot het ambitieuze project om alle 388 gemeenten van Nederland vanaf de fiets te fotograferen.
Een fotograaf die zich zo’n omvattende taak stelt, moet zichzelf tegelijkertijd strenge beperkingen opleggen om het werk niet oeverloos te laten uitdijen. Dat deed ook Kluitman. Hij stelde twintig spelregels op waaraan zijn foto’s moesten voldoen. Er mochten geen auto’s in beeld komen, geen mensen, geen fietsen, geen verkeersborden, maar wel een weg, de horizon moest op 1/3, ½ of 2/3 van boven liggen, en ook de vlakverdeling en het licht moesten aan nauwgezette eisen voldoen.
In die regels is de grafisch vormgever te herkennen die Kluitman van beroep is, en ook de romanticus die fietsend aan de stad ontkomt en een schoongewassen landschap zoekt. Met deze spelregels als filter wordt Nederland ‘ontdaan van alle ruis’, zoals gespreksleider Paul Gerretsen het samenvatte: ‘Nederland zoals het is, of zoals wij denken dat het is, een land met grafische kwaliteit’.
‘Het landschap van Dick Bruna’, noemde Kluitman het zelf, ‘een landschap van rechte banen en een cirkel.’ Niets is gefotoshopt, verzekerde hij, hooguit heeft hij af en toe een horizon rechtgezet of de afdruk van vette vingers op de lens weggepoetst.
Kluitman moest soms lang wachten tot het landschap in de zoeker geheel aan de spelregels voldeed, vertelde hij. Dan reed er net een gele Jumbo-truck over de dijk, of stond er in de verte een man in een rood jack die eindeloos bleef treuzelen voor hij uit beeld vertrok. Kluitman maakte tal van prachtige foto’s die toch genadeloos moesten sneuvelen in de selectie voor het boek, omdat er nog net het dakje van een bestelbusje boven een heg uitstak.
Toepassing
Terwijl Kluitman zijn 10.008 foto’s schoot, vond hij een uitgever die er méér van wilde maken dan een fotoboek alleen. Zijn project werd geadopteerd door de Vereniging Deltametropool. Voor het boek werden tekstbijdragen gevraagd aan Adriaan Geuze, Wim Pijbes, Gerrie Andela, Timo de Rijk, Steven Fleming en Nancy Alkema over het Nederlandse landschap, over fietsen, en over beide.
‘Bicycle Landscape’ was hierdoor niet langer een autonoom fotoproject. Het werd ingebed in beschouwingen over het landschap, het kreeg betekenis vanuit het ruimtelijk vakgebied en het kreeg ook onwillekeurig een morele dimensie. Er zit een spanning tussen Kluitmans autonome project en de toepassing ervan als al dan niet exemplarisch beeld van het Nederlandse landschap. En met die spanning ontstaat er ruimte voor polemiek.
‘Wonderlijk dat een vol land als Nederland ook zo leeg kan zijn’, schrijft Gerrie Andela in haar bijdrage. Maar komt dat niet doordat Kluitman met opzet met zijn rug naar de volte is gaan staan? Of moet je constateren dat het land op deze foto’s alleen in schijn leeg is, en dat het in feite tot op laatste vierkante meter boordevol maakwerk, ontwerp, regulatie, calculatie, hypotheek en beleid zit?
Is het beeld van een landschap zonder ruis eigenlijk wel representatief? Of, nog een andere invalshoek, is de leegte die je op fietsafstand van de stad in het Nederlandse landschap kunt ervaren, niet een van de grote kwaliteiten en vestigingstroeven van onze metropool?
‘Dit boek zou eigenlijk bij alle Nederlandse ambassades ter wereld op tafel moeten liggen’, vond Paul Gerretsen. Dat is geen slecht idee, maar de vraag is als wat het er moet liggen. Als inzichtelijke analyse van ons land en onze cultuur, als getuigenis van het befietsbaarheid van het landschap, als wervingsmateriaal voor onze ordeningsvaardigheid, als surrealistisch kunstwerk? Misschien in de eerste plaats als een introductie tot het mysterie van Nederland.
Fietslaboratorium
Het boek is ook geschikt voor praktisch gebruik, bijvoorbeeld als aanleiding om te spreken over de fiets als ordenend principe in de ruimtelijke planning. De fiets, net als mobiliteit in het algemeen, kwam er deze maand bekaaid af in het programma van de Landschapstriënnale; dankzij de presentatie van ‘Bicycle Landscape’ werd die leemte enigszins goedgemaakt.
Nederland heeft een sterke traditie in het denken over ruimtelijke ontwikkeling met de fiets en het openbaar vervoer als norm. Dat grijpt terug op het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP) uit 1935, waarin de nieuwe stad zonder veel omhaal van woorden de maat kreeg van ‘het naar aantal verreweg belangrijkste particuliere vervoermiddel, het rijwiel’.
De traditie is later voortgezet dankzij de Fietsersbond, en inmiddels staan steden als Amsterdam, Utrecht, Groningen en Leiden wereldwijd aan de top als machtige fietssteden. Nederland als fietsland is een living lab, waar we aan de andere metropolen in de wereld kunnen laten zien hoe de slimme low-tech mobiliteit van de fiets de leidraad kan zijn voor duurzaam en leefbaar stadsleven in de 21ste eeuw. Net als in ieder laboratorium gaan er in dit fietslaboratorium soms dingen mis, niet iedere proef slaagt, maar wezenlijk is dat we mijlenver voorliggen op de rest van de wereld.
Deze waarde van de fiets werd bij de presentatie toegelicht door Erik Tetteroo, adviseur voor stadsontwikkeling en duurzame mobiliteit. Hij liet de lege landschappen van Kluitman even voor wat ze zijn, en richtte zich op hun contramal: de fiets in de stedelijke omgeving. Niet het recreatieve toeren of wielrennen stond centraal, maar het alledaagse, utilitaire fietsen.
Nederland kan zich gelukkig prijzen met een uitgestrekt en goed verbonden stelsel van fietspaden in en buiten de stad: ‘Het doet er zoveel toe dat we de infrastructuur voor elkaar hebben.’ Ook de polycentrische opbouw, met veel kleine steden in plaats van één uitgestrekte en aan elkaar gekoekte huizenplak, is een waardevol resultaat van vele decennia strenge ruimtelijke ordening. Het is nog altijd voor veel stedelingen mogelijk om binnen een kwartier de stad uit te fietsen.
En het kan nog beter. Tetteroo onderscheidde vier vormen van stedelijke ontwikkeling, met telkens een andere vervoerswijze als uitgangspunt. In een car oriented development (COD) is de auto leidend. De ruimtelijke vorm waartoe dit leidt is de sprawl die bekend is van Amerikaanse steden maar die ook steeds meer Europese varianten krijgt.
Daarnaast zijn er de transit oriented development (TOD) en de bicycle oriented development (BOD), die uitgaan van respectievelijk het openbaar vervoer en de fiets. Ze zijn beter voor compacte stadsvorming dan de COD, maar ze hebben elk een nadeel: openbaar vervoer is gebonden aan vaste lijnen en tijden en dus weinig flexibel, en de fiets heeft een beperkte actieradius.
De nadelen van TOD en BOD kunnen worden opgeheven door de krachten van de fiets en de trein te bundelen in een HOD, een hybrid oriented development. Nederlandse steden zijn voor het grootste deel prima befietsbaar: Tetteroo rekende voor dat dit voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) geldt voor 50% van het oppervlakte, waar 85% van de bevolking woont. Samen kunnen trein en fiets de auto in reistijd verslaan op afstanden tot 50 km, en dat geldt dus voor de bulk van het woon-werkverkeer.
De Nederlandse steden hebben dus een goede uitgangspositie voor een duurzame en energiezuinige mobiliteit. Een goede stedelijke structuur helpt tegelijkertijd mee om het landschap buiten de stad, het landschap van Yorit Kluitmans foto’s, te ontzien.
Maar dan moeten trein, fiets en ruimtelijke ontwikkeling wel nog beter op elkaar worden afgestemd dan nu, aldus Tetteroo. Ook moet de komende bouwgolf van misschien wel een miljoen nieuwe woningen kritisch worden beoordeeld op locatiekeuze. Er moet niet zomaar buiten de stad worden gebouwd, zoals bouwers vanwege de grondprijzen graag willen: voor hen is dat het voordeligst maar daarmee schuiven ze de lasten van de mobiliteit voor onbepaalde tijd af op de samenleving.
Dr. Jekyll & Mr. Hyde
Terug naar ‘Bicycle Landscape’. Hoezeer ik mijn drie cd’s met vogelgeluiden uit de waterleidingduinen ook waardeer, soms zou ik willen dat er een vierde deel bestond, met daarop een bloemlezing van opnamen die vanwege hun bijgeluiden eerder zijn afgevallen. Dat kan een completer en rommeliger geluidsportret van het hedendaagse landschap opleveren; niet in plaats van de eerste drie cd’s, maar ernaast.
Dat zou ik ook hier willen. Een tweede boek, dat net als ‘Bicycle Landscape’ consequent vanaf de fiets is gecomponeerd, maar dan met foto’s die één, twee of alle spelregels overtreden. Foto’s met verkeersborden in beeld, auto’s, Jumbotrucks, vuilniszakken, en met mensen in windjacks die lijken te zijn geleend van de foto’s van Hans Eijkelenboom of Exactitutes.
De twee boeken zouden naast of tegenover elkaar kunnen staan, als schoongepoetst en vuilgelaten, rustgevend en lawaaierig, voorbeeldig en brutaal, yin en yang, Dr. Jekyll en Mr. Hyde, een landschap dat zuiver zingt en een landschap als kakofonie.
Vormgever Pieter Vos van ‘Bicycle Landscape’ had wel oren naar zo’n pendant: ‘Het moet een beetje een vies boek worden.’
En nu het bestaande boek toch tot denkbeeldige boeken inspireerde, was er ook iemand die een derde boek voor ogen zag, waarin de vorige twee tot een synthese kwamen – ongeveer zoals dat met notitieboekjes gebeurde in de klassieke roman ‘The Golden Notebook’ van Doris Lessing.
Een prachtig boek en mooie ideeën rijker sprong uw chroniqueur na afloop op zijn landschapstriënnalechroniqueursdienstfiets naar station Nieuw Vennep, om zich in volmaakte HOD-stijl naar huis te spoeden.
PS
Pas later besefte ik dat er eerder tijdens deze triënnale al een aanzet is gegeven tot tegenhanger van Kluitmans boek, namelijk in het boek ‘The Noise Landscape’ (Kroniek #5). Architect en hoogleraar Kees Christiaanse stuurde zijn studenten op pad in de ‘lawaailandschappen’ rond Schiphol en andere grote luchthavens. Zij fietsten en fotografeerden door het gebied, net als Yorit Kluitman, met als cruciale verschil dat zij de ruis in het beeld niet vermeden, maar juist opzochten.
- Lees ook Kroniek #12: Leven in een ander klimaat dan voorheen
- Lees ook Kroniek #14: Heel Holland zakt (en half Friesland en Flevoland)
Tekst: © Landschapstriënnale